of
de hoedenman,
Maria en het hoofddoekmeisje
De automatische paginateller staat op 366 wanneer ik vanmiddag de laatste alinea voltooi van het verhaal waarvan ik in september 2010 de eerste 36 bladzijden schreef. Sinds die maand heb ik er met horten en stoten aan gewerkt. Soms gingen er maanden voorbij zonder dat er een letter bij kwam. Talloze keren dwaalde ik kriskras door de tekst, hier wat aanpassend, daar iets toevoegend of schrappend. Het mooie van zo’n aanwassend verhaal is dat het een eigen logica ontwikkelt; die lijkt de regie over te nemen en de schrijver te reduceren tot het medium dat alles alleen nog maar even op papier hoeft te zetten. Zoals de beeldhouwer het beeld slechts uit het blok marmer hoeft te bevrijden, om een gevleugelde uitspraak van Michelangelo te parafraseren.
Gister bedacht ik een nieuwe titel voor deze almaar uitdijende vertelling die lang de werktitel ‘Borstverlangen’ droeg. Bij die werktitel voegde zich op zeker moment de achternaam van de protagonist, Daniël Dagloner. De hoedenmaker die meer dan gemiddeld geobsedeerd is door de vrouwenborst, het lichaamsdeel dat regisseur Paul Verhoeven ooit uitriep tot het mooiste dat de natuur heeft voortgebracht. ‘Evolutionair verklaarbaar,’ meldde hij erbij.
En er kwam een ondertitel die Daniël naast de twee vrouwen plaatst die dit verhaal in hoge mate dragen, namelijk Maria en Belgin, ook wel gekend als het hoofddoekmeisje.
Bijna vijf jaar woonde ik in dit verhaal, waarvan ik tot gister niet precies wist hoe het in detail zou eindigen, welke lijntjes ik wel nog aan elkaar moest knopen en welke ik los mocht laten slingeren, zoals we dat van het gewone dagelijkse leven gewend zijn, ook al is het allergrootste deel ervan aan mijn verbeelding ontsproten en heb ik voor de rest mijn geheugen geplunderd en de inhoud daarvan gekneed en gemangeld en tot slot dwarsgebakken. En nu is het klaar. Nu ja, klaar: ten einde. Er zal nog wel een redactieslag overheen moeten om de gevolgen van die gefragmenteerde ontstaansgeschiedenis op te vangen. Maar mij is het vreemd te moede. Alsof ik opeens op straat kom te staan, een lot dat trouwens een van mijn personages treft.
Ik moet nog bedenken waar ik vanaf vandaag onderdak vind.
Intussen wens ik Belgin, Maria, Tomas, Daniël en al die anderen bonne chance op de reis die ze hopelijk zonder mij vervolgen.