journalistiek-blog

Hoe grote uitgevers (niet) werken

(Deel 2 van 2)

 Ik schrok toen ik de brief van onze uitgever opende. Nog los van de grammaticale fouten begon hij met de foutieve mededeling dat wij, Paul en ik, werkten aan een interviewboek. Dit werd de voornaamste reden om onze aanvraag af te wijzen (naast dat de juryleden ons niet kenden en wij geen lid van de journalistenvakbond zijn, maar dat is een ander verhaal). Die uitgeversbrief lag namelijk bovenop het stapeltje dat de juryleden onder ogen kregen. Ons projectplan hebben ze niet eens gelezen. Waarom zouden ze ook, wanneer in de spelregels van het Fonds staat dat ze geen interviewboeken steunen. De mail waarin wij erop aandringen die uitgeversbrief alleen op de laatste zinnen te beoordelen, kwam ook niet bij hen terecht. Met een afwijzing tot gevolg.

Navraag bij de beroepsopleiding voor huisartsen, waar onze uitgever ‘zijn netwerken voor ons inzette’ om aan de vereiste bulkafzet te komen, leerde ons dat hij aan het verkeerde loket had aangeklopt.
In de maanden die volgden bleven onze contactverzoeken onbeantwoord.

Later hoorden we van de telefoniste van de uitgeverij dat onze snelle jongen er niet meer werkte. Waarom zou je dat ook laten weten aan je schrijvers – degenen die voor jou het brood verdienen – als je toch al nooit reageerde op hun vragen?

Ruim anderhalf jaar na het juichende onthaal op de uitgeverij begrepen we van ons eerste contact daar, dat we eerst maar eens moesten laten zien wat we geschreven hadden. Dan kon zij wellicht wat voor ons doen. Dit begrepen we. We waren intussen begonnen de 44 interviews met doktoren thematisch uit te werken in hoofdstukken. Dat boek moest er immers komen, desnoods zonder steun.

Van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) vernamen we onlangs dat, tijdens het eerste weekend van april, de tweejaarlijkse Huisartsenbeurs plaatsvindt. Een van de participanten aldaar: onze uitgever. Die kon weten dat wij inmiddels al flink gevorderd zijn met onze tekst.

Deze vakbeurs was uiteraard dé gelegenheid voor de uitgever om ons project in het zonnetje te zetten en aan te prijzen bij de beroepsgroep. Een betere kans is er niet. Die komt pas weer over twee jaar; te laat dus.

Maar nee, op dat idee kwamen ze niet bij de uitgeverij. De grootste in zijn soort. Bij de uitgeverij draait het om het eigen inkomen en winsten voor de aandeelhouders, niet om enig maatschappelijk belang dat een van hun uitgaven mogelijk vertegenwoordigt.

Noem ons naïef. Maar voor ons verschafte dit zoveelste bewijs van wat deze uitgever niet doet, ook duidelijkheid. Voor zover het al niet duidelijk was dat we deze uitgever in elk geval niet de gebruikelijke 90 procent beloning gunnen waarmee zij doorgaans gaan lopen. Voor welke inspanning krijgen ze die beloning? Tja, dat vragen wij ons ook af. Het enige dat ze voor ons gedaan hebben, deden ze onder druk, en dan zó verkeerd dat het ons een werkbeurs kostte.

Je zou kunnen overwegen een schadevergoeding te eisen. Maar daar beginnen we niet aan. Want juridische rugdekking, daar is de uitgever dan weer wel goed in. Ons kost het al genoeg tijd en inspanning om ervoor te zorgen dat dit boek er komt.

Wij gaan het dus zelf doen, dat doktersboek uitgeven. In de hoop dat de beroepsgroep ons hierin daadwerkelijk steunt.

Hoe grote uitgevers (niet) werken

(deel 1 van 2)

 Als er geen boek bestaat over hoe het is om huisarts te zijn, dan maken wij dat boek. Vonden Paul en ik. Want de huisarts luistert naar iedereen, maar wie luistert er naar de huisarts?
Wij dus.

We schreven een werkplan en peilden dit bij dokteren, opleiders van dokters, vertegenwoordigers van de branche en andere professionals in de zorg. Goed idee! vond iedereen. Dat boek moet er komen!

Enthousiast benaderden wij een uitgever, meteen maar de grootste op het gebied van (huisartsen)zorg. Ze wisten niet hoe gauw ze ons moesten uitnodigen. Wij naar Houten. Niet één maar twee uitgevers ontvingen ons in hun bastion met tromgeroffel en klaroengeschal. We legden ons plan voor (en lieten doorschemeren dat we er nog een paar in de la hebben liggen). Ze smeerden stroop en wekten de indruk alsof ze al tijden op ons zaten te wachten. ‘Hoeveel tijd hebben jullie de komende jaren?’ Ze kibbelden over wie van hen ons plan het best bij welk fonds kon “wegzetten” en uiteindelijk ging de snelle jongen ermee aan de haal.

We krabden ons achter de oren. Maar dachten: als het hem niet lukt, hebben we nog de sympathieke dame die ons heeft uitgenodigd.

Intussen bleken veel dokters bereid hun gedachten en hun zorgen met ons te delen. We maakten afspraken en interviewden huisartsen door het hele land, in geanimeerde gesprekken die meestal uren duurden. Onze indruk groeide dat we werkten aan een zinvol en waardevol project. Ook al werkten we voorlopig voor nop.

Toezeggingen voor steun en afname van ons boek die we links en rechts ontvingen, bleven meestal in de lucht hangen. We vroegen een werkbeurs aan bij het Fonds bijzondere journalistieke projecten. Daartoe hadden we een brief nodig waarin de uitgever verklaart dat hij ons boek wil uitgeven als het straks aan zijn verwachtingen voldoet. Die verklaring kwam maar niet. We spraken de voice mail in van onze snelle jongen en stuurden hem e-mails, maar zijn reactie bleef uit en we misten de inschrijftermijn.

Bij de volgende termijn voerden we de druk op. We spreken al met een andere uitgever maar blijven liever bij jullie. Het hoeft maar een kort briefje te zijn, desnoods schrijven we het zelf.

Hadden we dat maar gedaan.

Op de allerlaatste dag kregen we dan eindelijk de intentieverklaring van de uitgever. In de begeleidende mail wees hij erop dat hij de toezeggingen voor bulkafname die hij nodig had nog niet had ontvangen. Niettemin zond hij ons met de nodige mitsen en maren toch deze intentieverklaring.

(Wordt vervolgd…)

 

Duurder of goedkoper uit door de huisarts?

In de Volkskrant van maandag 14 december 2015 opent dermatoloog Frans Rampen de aanval op de rol van ‘de’ huisarts als poortwachter voor de gezondheidszorg.

Rode draad in Rampens opiniestuk is dat veel wantoestanden de schuld zijn van de huisarts. Landen met het poortwachtersysteem, zoals Engeland, Ierland en Nederland scoren slecht op het gebied van onder meer kanker, baby- en kindersterfte en sterfte tijdens de zwangerschap. Tenminste, dat is zo volgens de Euro Health Consumer Index (EHCI). Ook onze gemiddelde levensverwachting uitgedrukt in gezond levensjaren is laag voor Europese begrippen. Op deze ranglijst onder de naam HALE (healthy life expectancy) zijn we bovendien omlaag geduikeld van posities 3 (mannen) en 5 (vrouwen) in 1990, naar posities 10 en 16 in 2013.

Oorzaak van dit alles is volgens Rampen het poortwachtersysteem, dat de huisarts noopt tot specialistische handelingen waarvoor hij onvoldoende is opgeleid.

Verder bestrijdt Rampen de opvatting dat het poortwachtersysteem onze gezondheidszorg betaalbaar houdt. Dit is nooit bewezen, meent hij. Na Zwitserland, Noorwegen en IJsland is ons stelsel nog altijd het duurste. Citaat: “Strikt genomen is voor vergelijkbare zorg (!) de huisdokter even duur als de specialist en de specialist even goedkoop als de huisdokter.”

In november jl publiceerde Rampen het boekwerk Zorgwekkend, de huisarts als poortwachter. Hierin staan meer voorbeelden van rapporten die de mankementen van het poortwachtersysteem, waarop toch menig huisarts trots is, volgens Rampen aantonen.

Een week later slaat huisarts Jos van Bemmel terug. “Niets meer dan een luchtbel zonder wetenschappelijke onderbouwing”, oordeelt hij over Rampens aanval. Van Bemmel ziet allerlei rampjes optreden wanneer Rampen zijn zin krijgt. Zo zullen dagelijks busladingen vol “patiënten met een plekje” in diens wachtkamer worden geloosd.

“Los van de logistieke onmogelijkheid om zoveel mensen dagelijks in het ziekenhuis te ontvangen, hangt er ook een gigantisch prijskaartje aan het voorstel van Rampen om de huisarts maar af te schaffen. De eerstelijnszorg door de huisarts kost de maatschappij circa 2 miljard per jaar. De tweedelijnszorg ongeveer het tienvoudige. Zonder huisarts zal de gezondheidszorg pas echt onbetaalbaar worden.”

Maar de gezondheidszorg gaat natuurlijk over veel meer dan alleen kosten. Jos van Bemmel zegt het zo.
“Als iedereen gelijk toegang tot het ziekenhuis heeft, zullen veel mensen onbedoeld zieker gemaakt worden. De bijwerkingen die nu eenmaal kleven aan medisch onderzoek en handelen, de zogenaamde iatrogene schade, zal exponentieel toenemen.
Mensen zullen zieker gemaakt worden door overbodig en soms ronduit gevaarlijk diagnostisch onderzoek en door onnodige operaties met daaruit voortvloeiende complicaties. Als er maar genoeg onderzoek gedaan wordt, vindt de dokter altijd wel iets dat behandeld kan worden.”

Hij neemt de vroegtijdige opsporing van kanker als voorbeeld.

“Kanker zal misschien iets vroeger ontdekt worden, maar het is de vraag of dit ook tot een langer en gezonder leven leidt. De meeste landelijke screeningprogramma’s voor vroegtijdige opsporing van kanker, zoals het uitstrijkje, hebben maar een zeer geringe invloed op de levensverwachting, terwijl de iatrogene schade groot is.”

Moeten we nog uitleggen waarom we zoveel van onze huisdokters houden?

Teksten als vensters

(Bedrijfspresentatie Broodfonds Meerwaarde, Amersfoort, 4 november 2015 – korte versie)

Schrijven is mijn vak. Inclusief redigeren, wat ik bijna even leuk vind: andermans teksten dusdanig bewerken dat we er samen het beste uithalen.

‘Schrijven’ is een breed begrip, dat enige toelichting behoeft. Ik schrijf in opdracht, commercieel en journalistiek, en uit eigen beweging schrijf ik ook. Het is namelijk veel meer dan een vak; het is de rode draad in mijn leven. Mijn eerste verhaaltjes dateren van toen ik 10 was.
Waarover schrijf je dan? vragen mensen wel eens. Tegenwoordig antwoord ik meestal: over de zorg en aanverwante gebieden, bijvoorbeeld voor het magazine van de borstkankervereniging. Dat zijn medische artikelen en ‘human interest’. Over medezeggenschap schrijf ik al ruim tien jaar in het vakblad OR informatie. Daarbuiten schrijf en redigeer ik over tal van onderwerpen voor zeer uiteenlopende klanten. Van een vacaturetekst voor de Universiteit van Utrecht tot de e-mailnieuwsbrief voor een softwarebedrijf of een seminarverslag voor een adviesbureau. Blogs voor de Communicatiekring en artikelen voor een huis-aan-huis wijkmagazine. Daarom is het betere antwoord op de vraag waarover ik zoal schrijf: in principe kan ik schrijven over elk onderwerp in elke branche. Als ik maar voldoende informatie krijg.
Een voorbeeld. Op eigen initiatief werk ik aan een boek over het vak van de huisarts. Hoe is het om huisarts te zijn? Na het geval dat eindigde met de tragische zelfdoding van dokter Tromp in Tuitjenhorn, fascineerde die vraag mij dusdanig dat ik besloot het te gaan onderzoeken. Samen met mijn schrijfkompaan Paul Peijnenburg, voor wie ik eerder al zijn boek over een hospice redigeerde.

Hoe doe je dat, schrijven over het huisartsenvak als je er zelf geen bent? Om te weten wat dat betekent in deze lastige tijden, ga ik met huisartsen in gesprek. Over hun vak. Ik begin bij mijn eigen, inmiddels gepensioneerde dokter. Op die manier ontdek ik wat de centrale thema’s zijn waarmee zij in hun vak te maken krijgen.
Vervolgens spreek ik mensen van de belangenvereniging en met de hoofdredacteur van het blad De Dokter. Wat maakt deze beroepsgroep interessant? Waar worstelen jullie leden mee? Op grond van de vergaarde informatie hebben Paul en ik een reeks prikkelende stellingen geformuleerd. Met die stellingen in de hand interviewden we veertig dokters, jong en oud, aankomend en gepensioneerd, solisten en groepspraktijkleden, plattelandsdokters en praktijkhouders in Amsterdam West, van de Schilderswijk tot in Wassenaar, van Limburg tot in Groningen en van Zeeuws Vlaanderen tot in Friesland. Met een zwaartepunt in de Randstad want daar wonen nu eenmaal de meeste mensen die een dokter nodig hebben. Zoals wij allemaal patiënten – en als het aan minister Schippers ligt: ‘cliënten’ zijn van een dokter.

Je kunt je afvragen: waarom schrijf je een boek over huisartsen als niemand je daartoe een opdracht geeft? Denk maar niet dat je er rijk van wordt. Overal werden we met open armen ontvangen met ons boekplan, de grootste uitgever in de gezondheidsbranche was meteen geïnteresseerd, de Landelijke Huisartsenvereniging denkt met ons mee, de Beroepsopleiding wil ons boek mogelijk in bulk afnemen als het af is – maar niemand komt over de brug met geld dat nodig is om het te kunnen schrijven. Dus doen we het tussen de bedrijven door, omdat we het belangrijk en boeiend vinden. De huisarts is een soort poortwachter: niet alleen voor betaalbare zorg in Nederland, maar voor de grote veranderingen die zich in onze samenleving voltrekken. Daarom denken wij dat een portret van dit mooie, menselijk vak voor veel meer lezers interessant is dan voor de beroepsgroep alleen. Nu moeten we enkel nog even de financiering op de rit krijgen. Als iemand van jullie nog tips heeft, bijvoorbeeld op het gebied van crowdfunding: ik hou me aanbevolen.

Ik noem dit project omdat het iets zegt over hoe ik in het vak sta. Als schrijver word je niet rijk in centen maar wel in ervaringen. Dankzij dit beroep sprak ik al zoveel interessante mensen die ik anders vermoedelijk nooit had gesproken, en leerde ik instellingen en bedrijven en professionals kennen die ik anders niet had gekend.
Neem een voorbeeld van Meerwaarde uit de kring van dit Broodfonds. Afgelopen voorjaar mocht ik Tineke Kolvenbach helpen met het opfrissen (en inkorten) van de teksten op haar website en het vereenvoudigen van de site-structuur. Tineke kende ik al, maar zonder mijn vak had ik haar mooie vak niet van zo nabij leren kennen. Zij is haptotherapeute. Dat leek me voorheen iets zweverigs, maar het tegendeel bleek waar.

Zulke ervaringen verruimen mijn blik. Ze verschaffen mij stof voor een derde poot onder mijn activiteiten: het schrijven van fictie. Dat is het ultieme bewijs dat schrijven méér is dan een vak; want niemand zit te wachten op een nieuwe roman van een onbekende auteur. Maar dat verhaal hoort thuis in een andere context dan deze.
Intussen moet ook bij mij de schoorsteen roken van tijd tot tijd. Vandaar dat ik niet alleen werk aan eigen projecten, maar graag nieuwe klussen aanneem naast de teksten en artikelen die ik min of meer regelmatig schrijf voor vaste media. De laatste jaren zijn er geregeld klanten afgehaakt. De reden is meestal bezuiniging, een nieuwe communicatiemedewerker die zijn eigen netwerk meebrengt of een combinatie van beide.

Vandaar dat ik vorig jaar mijn eigen website heb opgetuigd. Een van de moeilijkste klussen die ik deed, want: zonder deadline, en over je eigen praktijk. Net zoiets als een speech over jezelf schrijven. Een website is, behalve een bron voor professionele informatie, namelijk ook een PR- instrument. Het zit dicht tegen de reclame aan. Zo verzon ik voor mijn site de slagzin:

Teksten als vensters.
Ik merk soms dat deze vergelijking uitleg vergt. Kijk je naar de essentie van wat welke tekst dan ook doet, dan is dat altijd een vorm van communicatie. Het gaat erom dat je je boodschap zodanig formuleert dat de lezer direct zicht krijgt op de boodschap. Afhankelijk van de aard van die boodschap passen we de vensterkeuze aan. Sommige boodschappen komen het best tot hun recht achter getint glas, zoals in de ramen van sommige bedrijfswagens. Een commerciële boodschap behoeft wellicht roze brillenglas, of misschien licht verhullend of stilerend melkglas, of zelfs ouderwets rookglas.

Waar het om gaat is dat je met een tekst, de structuur, de woordkeus, zinsbouw, toon, enzovoort altijd kleur geeft aan de boodschap. De tekst ís niet de boodschap, maar een representatie ervan.
Voor mij als schrijver geldt: de diverse tekstvormen komen in wezen op hetzelfde neer; als je eerst maar vaststelt wat het doel is van de tekst. Daarom maak ik geen principieel verschil tussen pakweg journalistiek en bedrijfsjournalistiek of zelfs fictie. Het betreft voornamelijk een schaalverschil.

Die fictie leent zich goed als voorbeeld van wat ik bedoel. Tussen plat vermaak en hoogstaande literatuur bestaan evenveel gradaties als dat er schrijvers zijn. Het is allemaal een kwestie van aandacht en kwaliteit. Je hebt platte thrillers die alleen om de ‘whodunit’-vraag handelen, tot boeken in hetzelfde genre die tot de literatuur ofwel tot kunst gerekend mogen worden.‘Fifty shades of grey’, zou ik haast zeggen, volstaan in de verste verte niet om die gehele kleurenwaaier te omvatten.

Waarmee ik maar wil zeggen. Mocht jij behoefte hebben aan verse tekst voor je onderneming, wil je een website of een jaarverslag laten maken, zoek je iemand die een interview kan houden, die een aansprekende blog of zelfs of een speech kan schrijven: ik hou me aanbevolen.
Dank jullie voor je aandacht.

Het roer om?

Zou het dan toch lukken? In juni plakte de huisartsen-actiegroep Het roer moet om een manifest op de gevel van het Ministerie van Volksgezondheid en startte een intekenactie. 7800 artsen ondertekenden het manifest: tegen de Mededingingswet en het product-denken, vóór gelijkwaardigheid, wederzijds vertrouwen, samenwerking in plaats van concurrentie, minder dataverzameling en administratieve overbelasting, en vóór de behandeling van een patiënt als persoon in plaats van als de schadelast waarvoor hij door de ziektekostenverzekeraars wordt aangezien.

Begin oktober kwam het verlossende bericht: Minister Schippers en de zorgverzekeraars zijn om, de dokters krijgen grotendeels gelijk en aan hun grieven wordt voor het tegemoet gekomen. De Volkskrant besteedde er artikel aan op 6 oktober onder de kop: Huisarts vecht zich uit wurggreep verzekeraar.

Het actiecomité kwam in juni met een eigen boekje: Help! de dokter… (Bureaucratie, wantrouwen en ongelijkwaardigheid in de praktijk) dat ik had gemist.

Hoezeer ik ook de dokters feliciteer – van harte met jullie welverdiende succes! –, op het moment dat dit tot me doordrong zakte me heel even de moed in de schoenen. Het deel waaraan ik schrijf onder de werktitel Paal en perk, teugel en regel komt grotendeels overeen met Help! de dokter. In reactie op onze stellingen laten ‘onze’ veertig geïnterviewd dokters zich onomwonden uit over regelgeving en financiering, marktwerking, de verzekeraar die op de stoel van de dokter zit en anderzijds met twee maten meet, de standaarden en de Inspectie.

Is dit deel overbodig geworden? Ik vreesde het even maar nee, het moet alleen een beetje aangepast. Om te laten zien waar dokters tegen streden, en hoe terecht het is dat ze hun zin krijgen door de macht van het collectief te laten gelden in een beroepsgroep die, geheel eigen aan de manier waarop het beroep wordt uitgeoefend, heet te bestaan uit eigenwijze individualisten. Al is dat laatste iets wat we zien verschuiven. En gelukkig telt ons boek-in-wording nog meer delen, onder de titels:

De dokter kan het niet meer alleen – of wel?

Midden in de veranderende maatschappij

De dokter is ook maar een mens

Toch is er geen mooier vak

De jonge garde & de toekomst

Binnenkort schuiven we aan tafel met vertegenwoordigers van de actiegroep. Niet omdat we een spreekbuis van hen willen worden, maar om ook die interessante ontwikkeling niet te missen. Nieuwsgierig geworden? Verspreid dit blog onder doktoren, wij berichten hier over de voortgang.

Dokter nr 40 – een Egyptenaar in Urk

Afgelopen maandag sprak ik dokter nummer veertig in de reeks interviews met huisartsen die dienen als grondstof voor ons doktersboek. Het was de uit Egypte afkomstige en aldaar opgeleide gynaecoloog en dokter Sameh Lawndy, die na zijn waarnemerschap in Brabant met zijn huisartsenpraktijk in Urk is neergestreken. Minder vreemd dan het lijkt, want de christelijke Lawndy voelt zich goed thuis in het christelijke Urk. Hij is een eigentijdse dokter met moderne ideeën en herkenbare sores, en tegelijk bijna ouderwets in het feit dat hij er een solopraktijk op nahoudt en lacht wanneer ik hem vraag of hij in deeltijd werkt. ‘Tweemaal 36 uur ongeveer!’ zegt hij stralend. De telefoon gaat, de apotheker wil even met hem overleggen; het is maandagavond na achten, de enige werkdag dat Lawndy overdag géén spreekuur heeft. Op maandag doet hij zijn administratie en die tijd heeft hij hard nodig, helaas. Deze maandagavond heeft hij bovendien dienst. Het valt mee, vanavond komen slechts twee patiënten langs en klopt zijn assistent slechts eenmaal aan voor advies. Tegen het eind van de avond, als wij bijna twee uur met elkaar gesproken hebben, staat dokter Lawndy op. Zijn telefoon heeft geklonken, hij moet visite rijden. Glimlachend doet hij me uitgeleide.

Pittig vak, huisarts zijn in deze tijd. Ons respect voor deze professionals, hun toewijding aan het vak en hun arbeidsmoraal is de afgelopen anderhalf jaar alleen maar gegroeid. Vanaf nu kunnen wij ons wijden aan het schrijven van het boek dat hun vak weergeeft zoals de dokter het zelf beleeft.

Zie ook onze facebook-pagina Onder doktoren

Schouderlast

Ik vraag hoe het nu met hem is, bijna twee jaar nadat hij met pensioen ging. Of hij in het beruchte zwarte gat is gevallen dat mensen vaak ervaren na een lang werkzaam leven. We staan in de rij voor de kassa van de supermarkt, hij voor mij. Hij kijkt me glimlachend aan met het rustige, vertrouwde gezicht dat vijftien jaar lang dat van mijn huisarts is geweest. ‘Helemaal niet! Ik heb mijn vak geen dag gemist sinds ik ben gestopt. Ik voel geen haast, ik heb nu overal veel meer tijd voor. Voor de kleinkinderen bijvoorbeeld.’

Ik zie hem wel eens fietsen, een trotse en vertederde grootvader met zijn kleinkind op het stuurzitje, het blonde kinderhoofdje onder het zijne.

‘Weet je,’ vervolgt hij, ‘ik ben veel meer ontspannen nu ik verlost ben van al die verantwoordelijkheden. Zelfs mijn schouders zijn meer gaan hangen.’ Het klinkt tevreden. Terwijl hij de boodschappen in zijn tas laadt vraagt hij: ‘Hoe is het met jullie boek?

Wij zijn bezig met de laatste interviews, antwoord ik hem. Het duurt allemaal wat langer dan voorzien. We doen dit ernaast; intussen moeten we de kost verdienen met schrijfwerk in opdracht. We hadden gehoopt dat een van de partijen die zich enthousiast hadden betoond over ons project, ons ook met een lening, een voorschot of een aanbetaling van de straat kon houden, maar dat viel tegen. Mogelijk dat we binnenkort op crowdfunding overstappen. U bent dan de eerste die het hoort.

Mijn uitleg aan mijn ex-huisarts was een stuk bondiger, maar nu we het er toch over hebben… Hoe dan ook, voordat hij wegliep zei hij: ‘Maar dat heeft toch ook helemaal geen haast.’

Dit was uiteraard vooral projectie van zijn eigen nieuwverworven relaxte levenshouding. Want wij gaan er vanaf deze maand wel degelijk werk van maken – en vaart erachter zetten.

Tuitjenhorn op de Coolsingel

 

Recentelijk gepensioneerd dokter Nico van Duijn kan zijn energie nog kwijt als actief raadslid voor Leefbaar Almere. En anders kiest hij graag het ruime sop met zijn zeilbootje. Open water, in deze stad aan de voormalige Zuiderzee ruimschoots voorhanden,was een van de redenen dat hij de eerste huisarts van Flevoland werd. Dat was in 1976.

Aan het eind van zijn loopbaan stond hij twee keer voor de Tuchtraad. De eerste keer was een terechte toetsing, zegt hij zelf, van zijn beslissing een patiënt niet te laten opnemen. Deze patiënt overleed een week later maar de tuchtrechter was het toch met die beslissing eens. De tweede keer beleefde Van Duijn als ‘hilarisch’. De aanleiding was dat hij in zijn column de osteopathie belachelijk had gemaakt. Meneer mag schrijven wat hij wil, had de rechter geoordeeld.

Van Duijn zegt het graag stellig en heeft het niet op kwakzalvers, charlatans en lieden die het niet zo nauw nemen met de regels van de moderne geneeskunde. Maar in het geval van Tuitjenhorn doet hij in ons gesprek toch een opmerkelijke uitspraak. ‘Een kleine procedurele fout die in het niet valt bij de enorme overtreding die Tromp maakte. Als iemand met 300 km/u over de Coolsingel raast moet je geen ‘halt’ roepen maar die wagen van de weg af rossen. De strenge aanpak door de Inspectie was volkomen terecht.’

Het is een stevig standpunt dat haaks staat op wat wij tot nu toe hoorden van de 36 dokters die Paul en ik overal in het land mochten interviewen. Behoorlijk dwars in de discussie die zoveel onzekerheid onder dokters heeft blootgelegd. Van Duijn nuanceert: ‘Het was een fatsoensfout dat ze zelf Tromp niet even hebben gebeld. Maar dat weegt niet op tegen zijn optreden waarmee hij enorm over de schreef ging. De Inspectie moest wel hard ingrijpen.’

Dokter Tromp injecteerde zijn – stervende – patiënt 1000 mg morfine. Dit middel brengt je in slaap en verzacht de pijn en de benauwenis waarin deze patiënt verkeerde. De patiënt werd niet meer wakker en overleed een half uur later. Mogelijk had hij een morfinetolerantie opgebouwd – en Tromp wilde geen half werk leveren. Dat is het oordeel van veruit de meeste dokters die wij spreken.

Maar Nico van Duijn vindt dat Tromp het onheil over zichzelf afriep met zijn afwijkende ingreep. Hij vindt dat dokters zich gewoon aan de regels moeten houden.

Zijn standpunt over zorgverzekeraars sluit wel aan op wat wij van zijn collega’s optekenden. Verzekeraars zouden hun inhoudelijke bemoeienis moeten inleveren en overlaten aan de beroepsgroep. Die kan zelf het beste invulling geven aan hun vak, binnen de kaders die onze democratie stelt. Maar dan moeten ze ook intervisie, controle en inspectie accepteren. Anders kan er van openheid en controleerbaarheid geen sprake zijn.

Basisinstrumentarium: blog van Paul voor Onder Doktoren

Basisinstrumentarium

En dan was er nog een persoonlijk motief om samen met Jac. een boek over huisartsen te maken. Mijn leeftijd. De kans dat ik vaker gebruik maak van mijn dokters diensten neemt eerder toe dan af. Nou ja, tot het moment natuurlijk, dat ik niet meer naar hem toe kán omdat hij kort ervoor mijn dood heeft vastgesteld.

Wat mag ik tot dat onvermijdelijke ogenblik van hem verwachten? Dat hij mij beter maakt, niet echt. Een dokter verwoordde het in een gesprek met ons als volgt: ‘Mijn werk bestaat voor tien procent uit genezen van relatief onschuldige kwalen en voor de rest uit pappen en nathouden.’ Mensen beter maken, gebeurde volgens haar hoofdzakelijk in de tweede lijn, bij de specialisten. ‘Ik schrijf,’ zei weer een andere dokter die wij spraken, ‘wel eens iets voor tegen verkoudheid, hoofdpijn of winderigheid. Maar in mijn vak komt het vooral aan op goed kunnen luisteren en het vermogen om zo de vraag achter de vraag te horen.’

Effectievere medische basisinstrumenten dan pakweg stethoscoop, bloeddrukmeter, eendenbek of ooglamp, zijn dus een goed stel oren en een fikse dosis empathisch vermogen. Die eigenschappen deelt de dokter met de golden retriever, maar wat dan nog? In een tijd dat schreeuwen de norm lijkt en op hufterigheid daadwerkelijk bonussen staan, is het een geruststellende gedachte dat er een beroepsgroep is die nog serieus omgaat met je klachten. Zelfs al zijn ze ridicuul. ‘Als ik consequent alle mensen afwimpel die ik gezien hun levenswijze niet meer serieus kan nemen,’ hoorden we een arts zeggen, ‘dan kan ik mijn tent wel sluiten.’ Dat ik voor zo’n even invoelende als marktgerichte dokter nog ouderwets patiënt ben, laat me koud. Elders in de sector is immers pijnlijk duidelijk geworden welke zorg je kunt verwachten, als ze je ineens cliënt gaan noemen.

Ga naar de bovenkant