tekst-blog

Teksten als vensters

(Bedrijfspresentatie Broodfonds Meerwaarde, Amersfoort, 4 november 2015 – korte versie)

Schrijven is mijn vak. Inclusief redigeren, wat ik bijna even leuk vind: andermans teksten dusdanig bewerken dat we er samen het beste uithalen.

‘Schrijven’ is een breed begrip, dat enige toelichting behoeft. Ik schrijf in opdracht, commercieel en journalistiek, en uit eigen beweging schrijf ik ook. Het is namelijk veel meer dan een vak; het is de rode draad in mijn leven. Mijn eerste verhaaltjes dateren van toen ik 10 was.
Waarover schrijf je dan? vragen mensen wel eens. Tegenwoordig antwoord ik meestal: over de zorg en aanverwante gebieden, bijvoorbeeld voor het magazine van de borstkankervereniging. Dat zijn medische artikelen en ‘human interest’. Over medezeggenschap schrijf ik al ruim tien jaar in het vakblad OR informatie. Daarbuiten schrijf en redigeer ik over tal van onderwerpen voor zeer uiteenlopende klanten. Van een vacaturetekst voor de Universiteit van Utrecht tot de e-mailnieuwsbrief voor een softwarebedrijf of een seminarverslag voor een adviesbureau. Blogs voor de Communicatiekring en artikelen voor een huis-aan-huis wijkmagazine. Daarom is het betere antwoord op de vraag waarover ik zoal schrijf: in principe kan ik schrijven over elk onderwerp in elke branche. Als ik maar voldoende informatie krijg.
Een voorbeeld. Op eigen initiatief werk ik aan een boek over het vak van de huisarts. Hoe is het om huisarts te zijn? Na het geval dat eindigde met de tragische zelfdoding van dokter Tromp in Tuitjenhorn, fascineerde die vraag mij dusdanig dat ik besloot het te gaan onderzoeken. Samen met mijn schrijfkompaan Paul Peijnenburg, voor wie ik eerder al zijn boek over een hospice redigeerde.

Hoe doe je dat, schrijven over het huisartsenvak als je er zelf geen bent? Om te weten wat dat betekent in deze lastige tijden, ga ik met huisartsen in gesprek. Over hun vak. Ik begin bij mijn eigen, inmiddels gepensioneerde dokter. Op die manier ontdek ik wat de centrale thema’s zijn waarmee zij in hun vak te maken krijgen.
Vervolgens spreek ik mensen van de belangenvereniging en met de hoofdredacteur van het blad De Dokter. Wat maakt deze beroepsgroep interessant? Waar worstelen jullie leden mee? Op grond van de vergaarde informatie hebben Paul en ik een reeks prikkelende stellingen geformuleerd. Met die stellingen in de hand interviewden we veertig dokters, jong en oud, aankomend en gepensioneerd, solisten en groepspraktijkleden, plattelandsdokters en praktijkhouders in Amsterdam West, van de Schilderswijk tot in Wassenaar, van Limburg tot in Groningen en van Zeeuws Vlaanderen tot in Friesland. Met een zwaartepunt in de Randstad want daar wonen nu eenmaal de meeste mensen die een dokter nodig hebben. Zoals wij allemaal patiënten – en als het aan minister Schippers ligt: ‘cliënten’ zijn van een dokter.

Je kunt je afvragen: waarom schrijf je een boek over huisartsen als niemand je daartoe een opdracht geeft? Denk maar niet dat je er rijk van wordt. Overal werden we met open armen ontvangen met ons boekplan, de grootste uitgever in de gezondheidsbranche was meteen geïnteresseerd, de Landelijke Huisartsenvereniging denkt met ons mee, de Beroepsopleiding wil ons boek mogelijk in bulk afnemen als het af is – maar niemand komt over de brug met geld dat nodig is om het te kunnen schrijven. Dus doen we het tussen de bedrijven door, omdat we het belangrijk en boeiend vinden. De huisarts is een soort poortwachter: niet alleen voor betaalbare zorg in Nederland, maar voor de grote veranderingen die zich in onze samenleving voltrekken. Daarom denken wij dat een portret van dit mooie, menselijk vak voor veel meer lezers interessant is dan voor de beroepsgroep alleen. Nu moeten we enkel nog even de financiering op de rit krijgen. Als iemand van jullie nog tips heeft, bijvoorbeeld op het gebied van crowdfunding: ik hou me aanbevolen.

Ik noem dit project omdat het iets zegt over hoe ik in het vak sta. Als schrijver word je niet rijk in centen maar wel in ervaringen. Dankzij dit beroep sprak ik al zoveel interessante mensen die ik anders vermoedelijk nooit had gesproken, en leerde ik instellingen en bedrijven en professionals kennen die ik anders niet had gekend.
Neem een voorbeeld van Meerwaarde uit de kring van dit Broodfonds. Afgelopen voorjaar mocht ik Tineke Kolvenbach helpen met het opfrissen (en inkorten) van de teksten op haar website en het vereenvoudigen van de site-structuur. Tineke kende ik al, maar zonder mijn vak had ik haar mooie vak niet van zo nabij leren kennen. Zij is haptotherapeute. Dat leek me voorheen iets zweverigs, maar het tegendeel bleek waar.

Zulke ervaringen verruimen mijn blik. Ze verschaffen mij stof voor een derde poot onder mijn activiteiten: het schrijven van fictie. Dat is het ultieme bewijs dat schrijven méér is dan een vak; want niemand zit te wachten op een nieuwe roman van een onbekende auteur. Maar dat verhaal hoort thuis in een andere context dan deze.
Intussen moet ook bij mij de schoorsteen roken van tijd tot tijd. Vandaar dat ik niet alleen werk aan eigen projecten, maar graag nieuwe klussen aanneem naast de teksten en artikelen die ik min of meer regelmatig schrijf voor vaste media. De laatste jaren zijn er geregeld klanten afgehaakt. De reden is meestal bezuiniging, een nieuwe communicatiemedewerker die zijn eigen netwerk meebrengt of een combinatie van beide.

Vandaar dat ik vorig jaar mijn eigen website heb opgetuigd. Een van de moeilijkste klussen die ik deed, want: zonder deadline, en over je eigen praktijk. Net zoiets als een speech over jezelf schrijven. Een website is, behalve een bron voor professionele informatie, namelijk ook een PR- instrument. Het zit dicht tegen de reclame aan. Zo verzon ik voor mijn site de slagzin:

Teksten als vensters.
Ik merk soms dat deze vergelijking uitleg vergt. Kijk je naar de essentie van wat welke tekst dan ook doet, dan is dat altijd een vorm van communicatie. Het gaat erom dat je je boodschap zodanig formuleert dat de lezer direct zicht krijgt op de boodschap. Afhankelijk van de aard van die boodschap passen we de vensterkeuze aan. Sommige boodschappen komen het best tot hun recht achter getint glas, zoals in de ramen van sommige bedrijfswagens. Een commerciële boodschap behoeft wellicht roze brillenglas, of misschien licht verhullend of stilerend melkglas, of zelfs ouderwets rookglas.

Waar het om gaat is dat je met een tekst, de structuur, de woordkeus, zinsbouw, toon, enzovoort altijd kleur geeft aan de boodschap. De tekst ís niet de boodschap, maar een representatie ervan.
Voor mij als schrijver geldt: de diverse tekstvormen komen in wezen op hetzelfde neer; als je eerst maar vaststelt wat het doel is van de tekst. Daarom maak ik geen principieel verschil tussen pakweg journalistiek en bedrijfsjournalistiek of zelfs fictie. Het betreft voornamelijk een schaalverschil.

Die fictie leent zich goed als voorbeeld van wat ik bedoel. Tussen plat vermaak en hoogstaande literatuur bestaan evenveel gradaties als dat er schrijvers zijn. Het is allemaal een kwestie van aandacht en kwaliteit. Je hebt platte thrillers die alleen om de ‘whodunit’-vraag handelen, tot boeken in hetzelfde genre die tot de literatuur ofwel tot kunst gerekend mogen worden.‘Fifty shades of grey’, zou ik haast zeggen, volstaan in de verste verte niet om die gehele kleurenwaaier te omvatten.

Waarmee ik maar wil zeggen. Mocht jij behoefte hebben aan verse tekst voor je onderneming, wil je een website of een jaarverslag laten maken, zoek je iemand die een interview kan houden, die een aansprekende blog of zelfs of een speech kan schrijven: ik hou me aanbevolen.
Dank jullie voor je aandacht.

Schouderlast

Ik vraag hoe het nu met hem is, bijna twee jaar nadat hij met pensioen ging. Of hij in het beruchte zwarte gat is gevallen dat mensen vaak ervaren na een lang werkzaam leven. We staan in de rij voor de kassa van de supermarkt, hij voor mij. Hij kijkt me glimlachend aan met het rustige, vertrouwde gezicht dat vijftien jaar lang dat van mijn huisarts is geweest. ‘Helemaal niet! Ik heb mijn vak geen dag gemist sinds ik ben gestopt. Ik voel geen haast, ik heb nu overal veel meer tijd voor. Voor de kleinkinderen bijvoorbeeld.’

Ik zie hem wel eens fietsen, een trotse en vertederde grootvader met zijn kleinkind op het stuurzitje, het blonde kinderhoofdje onder het zijne.

‘Weet je,’ vervolgt hij, ‘ik ben veel meer ontspannen nu ik verlost ben van al die verantwoordelijkheden. Zelfs mijn schouders zijn meer gaan hangen.’ Het klinkt tevreden. Terwijl hij de boodschappen in zijn tas laadt vraagt hij: ‘Hoe is het met jullie boek?

Wij zijn bezig met de laatste interviews, antwoord ik hem. Het duurt allemaal wat langer dan voorzien. We doen dit ernaast; intussen moeten we de kost verdienen met schrijfwerk in opdracht. We hadden gehoopt dat een van de partijen die zich enthousiast hadden betoond over ons project, ons ook met een lening, een voorschot of een aanbetaling van de straat kon houden, maar dat viel tegen. Mogelijk dat we binnenkort op crowdfunding overstappen. U bent dan de eerste die het hoort.

Mijn uitleg aan mijn ex-huisarts was een stuk bondiger, maar nu we het er toch over hebben… Hoe dan ook, voordat hij wegliep zei hij: ‘Maar dat heeft toch ook helemaal geen haast.’

Dit was uiteraard vooral projectie van zijn eigen nieuwverworven relaxte levenshouding. Want wij gaan er vanaf deze maand wel degelijk werk van maken – en vaart erachter zetten.

‘Borsthonger’

of

de hoedenman,

Maria en het hoofddoekmeisje

 

De automatische paginateller staat op 366 wanneer ik vanmiddag de laatste alinea voltooi van het verhaal waarvan ik in september 2010 de eerste 36 bladzijden schreef. Sinds die maand heb ik er met horten en stoten aan gewerkt. Soms gingen er maanden voorbij zonder dat er een letter bij kwam. Talloze keren dwaalde ik kriskras door de tekst, hier wat aanpassend, daar iets toevoegend of schrappend. Het mooie van zo’n aanwassend verhaal is dat het een eigen logica ontwikkelt; die lijkt de regie over te nemen en de schrijver te reduceren tot het medium dat alles alleen nog maar even op papier hoeft te zetten. Zoals de beeldhouwer het beeld slechts uit het blok marmer hoeft te bevrijden, om een gevleugelde uitspraak van Michelangelo te parafraseren.

Gister bedacht ik een nieuwe titel voor deze almaar uitdijende vertelling die lang de werktitel ‘Borstverlangen’ droeg. Bij die werktitel voegde zich op zeker moment de achternaam van de protagonist, Daniël Dagloner. De hoedenmaker die meer dan gemiddeld geobsedeerd is door de vrouwenborst, het lichaamsdeel dat regisseur Paul Verhoeven ooit uitriep tot het mooiste dat de natuur heeft voortgebracht. ‘Evolutionair verklaarbaar,’ meldde hij erbij.

En er kwam een ondertitel die Daniël naast de twee vrouwen plaatst die dit verhaal in hoge mate dragen, namelijk Maria en Belgin, ook wel gekend als het hoofddoekmeisje.

Bijna vijf jaar woonde ik in dit verhaal, waarvan ik tot gister niet precies wist hoe het in detail zou eindigen, welke lijntjes ik wel nog aan elkaar moest knopen en welke ik los mocht laten slingeren, zoals we dat van het gewone dagelijkse leven gewend zijn, ook al is het allergrootste deel ervan aan mijn verbeelding ontsproten en heb ik voor de rest mijn geheugen geplunderd en de inhoud daarvan gekneed en gemangeld en tot slot dwarsgebakken. En nu is het klaar. Nu ja, klaar: ten einde. Er zal nog wel een redactieslag overheen moeten om de gevolgen van die gefragmenteerde ontstaansgeschiedenis op te vangen. Maar mij is het vreemd te moede. Alsof ik opeens op straat kom te staan, een lot dat trouwens een van mijn personages treft.

Ik moet nog bedenken waar ik vanaf vandaag onderdak vind.

Intussen wens ik Belgin, Maria, Tomas, Daniël en al die anderen bonne chance op de reis die ze hopelijk zonder mij vervolgen.

 

Romanfragment

 

Hij beloofde haar de tweeduizend vandaag nog naar haar rekening over te maken en zij gaf hem haar rekeningnummer met een mengsel van dankbaarheid en gekrenkte trots.

‘Zodra ik die lopende lening terugheb, krijg jij een volgende som. Zo kun je alvast je behandeling laten plannen in de kliniek.’

Pedra knikte. Hierna dronken ze met kleine slokjes. Het gesprek wilde niet meer erg vlotten. Onwennigheid en onuitgesproken verwachtingen en aannames beheersten hun conversatie, die cirkelde rond Pedra’s studie en het werk op haar stageplek. Haar borstverkleining kwam niet ter sprake en een vraag van Daniël naar haar moeder liet Pedra langs zich af glijden als had ze hem niet gehoord. Na een half uur stond ze plots op, waarbij haar stoel net niet omviel.

Ze wilde per se voor beiden afrekenen. Zijn verweer negeerde ze, volkomen onaangedaan. Hij herkende daarin een van hem geërfd talent.

Zij had geen paraplu dus hield hij de zijne boven haar hoofd en zo begeleidde hij haar naar de bushalte op de Prinsessenlaan, geladen met het gevoel dat hij in een musical was beland waarin elk moment iemand in zingen kon uitbarsten. De vraag was wie. Bij de bushalte gaf hij zijn dochter de paraplu en drukte een onwennige kus op haar wang. Als een bakvis. De bus reed voor en wierp een gordijn van regenwater op, waarvoor hij geschrokken achteruitsprong. Zij glimlachte en zwaaide hem heel even na toen hij wegliep, waarna ze instapte en verdween.

Onder doktoren – de werktitel

Onder professoren. Zo heet het brisante boek waarmee Willem Frederik Hermans in 1975 wraak nam op het zijns inziens benepen klimaat aan de Groninger Universiteit. Hij werkte daar eerder als lector op het Geografisch Instituut, tot hij zijn eervol ontslag kreeg van de toenmalige koningin Juliana. Het tv-programma Andere Tijden wijdde een boeiende aflevering aan de nasleep van deze kwestie.

Hermans’ functioneren aan het Geografisch Instituut leidde in 1971 zelfs tot Kamervragen, en later boog een minister zich over de zaak. Studenten uitten kritiek op zijn saaie manier van lesgeven, collega’s klaagden dat hij er nooit was. Hermans zelf deed dit af als uitwassen van de democratiseringsgolf die zich op dat moment voordeed aan de universiteit. Terwijl de professoren en hoogleraren voorheen al uitblonken in gewauwel, gezever en dagenlange vergaderingen over een ‘vlakelastiekje.’ De schrijver van onder meer De donkere kamer van Damocles, Nooit meer slapen en Ik heb altijd gelijk was op zijn best wanneer hij vilein om zich heen sloeg.

Het moge duidelijk zijn dat de werktitel van ons boek in wording verwijst naar dat van Hermans. Deze schreef prachtige boeken en dat hopen wij ook te doen, maar daar houdt elke overeenkomst op. Wij hebben niet altijd gelijk. We zijn zelf ook geen doktoren maar laten ze wel aan het woord. Of zij gelijk hebben, dat laten we aan de lezer over.

De vraag is trouwens of het hier wel gaat om gelijk hebben. Wij brengen hun ervaringen voor het voetlicht; dat is ons aandeel. Dat is niet alleen interessant voor de beroepsgroep, maar voor iedereen die wel eens naar de dokter moet. We kunnen alvast verklappen dat sommige bevindingen die wij optekenen op zijn minst zorgwekkend zijn. Het zal ons niets verbazen wanneer daar straks een minister aan te pas moet komen.

Paul en Jac120215-1

Vaders aswas

Het is dertig jaar geleden dat mijn vader in hartzeer en wanhoop zijn leven beëindigde. Nog steeds ijlt deze gebeurtenis na in de levens van mijn moeder en de zes kinderen die hij naliet.

Bijvoorbeeld in mijn droom. Het is nacht, blauwzwart onder een koepel van zilveren sterren. Mijn oudste broer en zus roepen ons bijeen om de geest van vader te bedaren. Hij blijft maar opduiken en rondwaren in telkens wisselende gedaanten, en wij nakomelingen zijn het erover eens dat een passend ritueel nodig is om zijn geest te kalmeren en eens en voor altijd te verzoenen met zijn lot. Hoewel hij begraven ligt op het kerkhof in Stein, waar ik onlangs met mijn dochters zijn graf bezocht, blijken de stamoudsten van onze familie te beschikken over zijn as. Die scheppen ze uit een groot houtvuur dat nagloeit onder de rotswand waar we elkaar ontmoeten.

In een bezwerend ritme komt het ritueel tot stand. Twee van ons snijden een kartonnen doos diagonaal over de lengte af. Een ander houdt deze doos schuin en schept er vaderlijke as in. Nummer vier laat er vervolgens vloeibare kaarsenwas in stollen, terwijl mijn jongste zus en ik vier pitten toevoegen aan het mengsel van was en as.

We zetten de kaarsdoos met de aswas schuin neer en ontsteken de pitten. Ze vatten rustig vlam en branden, terwijl het aswasmengsel voor onze ogen helder wordt als vloeibare honing.

Vaders geest is kalm en legt zich te rusten, voorgoed verenigd met zijn lot. Kijk eens omhoog, zegt de jongste onder ons. Wij heffen onze gezichten naar de nachtblauwe hemel, waar een spervuur van vallende sterren in alle richtingen uiteenspat op het ondoordringbare schild van de dampkring.

sterrenhemel

Jolie haar gebroken snaar

Hoewel ze tegenwoordig ook venijnig rockt, draagt Jolie Holland (11/9/1975, Houston Texas) de labels folk en country. Ze mixt graag jazz en blues door haar trage stijl, tot wat ‘New Weird Americana’ genoemd wordt. Tom Waits is verklaard fan.

Haar weerbarstige reputatie kennende wilde ik haar eens met eigen ogen aanschouwen. Ze treedt op in Cloud Nine, helemaal bovenin TivoliVredenburg, begeleid door drie jonge muzikanten. Haar zang is klagelijk en smooth ineen, rijk aan vreemde krullen maar toch kaal en eerlijk. De gitarist gaat geregeld tekeer als tijdens een epileptische aanval maar produceert fascinerende geluidspatronen.

Het gaat me hier om Hollands présence. Lui leunt ze op haar gitaar. Ze zingt fluwelig tot getergd, doortrokken van een vette ‘southern drawl’ en soms snauwt ze haar poëtische teksten. Haar onderlip steekt misprijzend vooruit maar allengs krijgt ze plezier in het spelen en krullen haar mondhoeken omhoog.

Tussen twee nummers door stemt ze telkens haar gitaar. Op haar dooie gemak en met een onverstoorbare glimlach. Als leadgitarist Adam Brisbin de vrije hand krijgt, stapt zij statig als een slagschip terug.

JolieHollandstemt

Maar dan breekt haar hoogste snaar. Eigenlijk wil ze gewoon doorspelen. ‘Nooit eerder brak mij een snaar,’ verklapt ze. En: ‘Die snaar heb ik toch niet de hele tijd nodig.’ Terwijl zij keuvelt over haar toernee met Elbow, vervangt Brisbin geroutineerd de kapotte snaar.

La Jolie blijft opgewekt en kalm. Definitief ontdooid leidt ze haar fraaie lied The Living and the Dead in. Als ‘homeless teenager, in the back of pick-up trucks’ liftte ze door Amerika. Daarbij verslond ze de romans van Jack Kerouac – wereldberoemd wegens On the road.

Tot zover de clichés. Onlangs werd een onbekend Kerouac-manuscript ontdekt en uitgegeven. Voorin deze uitgave prijkt een citaat uit háár song, meldt Holland trots. Maar helaas: verkeerd geciteerd.

Zou ze woedend zijn geworden toen ze dat zag?

Nu krullen haar mondhoeken tot een brede grijns. Ze kent de redacteur. ‘Komt vast goed in de volgende druk’ besluit ze, vergevingsgezind.

 http://joliehollandmusic.com/

Ga naar de bovenkant