(deel 1 van 2)
Als er geen boek bestaat over hoe het is om huisarts te zijn, dan maken wij dat boek. Vonden Paul en ik. Want de huisarts luistert naar iedereen, maar wie luistert er naar de huisarts?
Wij dus.
We schreven een werkplan en peilden dit bij dokteren, opleiders van dokters, vertegenwoordigers van de branche en andere professionals in de zorg. Goed idee! vond iedereen. Dat boek moet er komen!
Enthousiast benaderden wij een uitgever, meteen maar de grootste op het gebied van (huisartsen)zorg. Ze wisten niet hoe gauw ze ons moesten uitnodigen. Wij naar Houten. Niet één maar twee uitgevers ontvingen ons in hun bastion met tromgeroffel en klaroengeschal. We legden ons plan voor (en lieten doorschemeren dat we er nog een paar in de la hebben liggen). Ze smeerden stroop en wekten de indruk alsof ze al tijden op ons zaten te wachten. ‘Hoeveel tijd hebben jullie de komende jaren?’ Ze kibbelden over wie van hen ons plan het best bij welk fonds kon “wegzetten” en uiteindelijk ging de snelle jongen ermee aan de haal.
We krabden ons achter de oren. Maar dachten: als het hem niet lukt, hebben we nog de sympathieke dame die ons heeft uitgenodigd.
Intussen bleken veel dokters bereid hun gedachten en hun zorgen met ons te delen. We maakten afspraken en interviewden huisartsen door het hele land, in geanimeerde gesprekken die meestal uren duurden. Onze indruk groeide dat we werkten aan een zinvol en waardevol project. Ook al werkten we voorlopig voor nop.
Toezeggingen voor steun en afname van ons boek die we links en rechts ontvingen, bleven meestal in de lucht hangen. We vroegen een werkbeurs aan bij het Fonds bijzondere journalistieke projecten. Daartoe hadden we een brief nodig waarin de uitgever verklaart dat hij ons boek wil uitgeven als het straks aan zijn verwachtingen voldoet. Die verklaring kwam maar niet. We spraken de voice mail in van onze snelle jongen en stuurden hem e-mails, maar zijn reactie bleef uit en we misten de inschrijftermijn.
Bij de volgende termijn voerden we de druk op. We spreken al met een andere uitgever maar blijven liever bij jullie. Het hoeft maar een kort briefje te zijn, desnoods schrijven we het zelf.
Hadden we dat maar gedaan.
Op de allerlaatste dag kregen we dan eindelijk de intentieverklaring van de uitgever. In de begeleidende mail wees hij erop dat hij de toezeggingen voor bulkafname die hij nodig had nog niet had ontvangen. Niettemin zond hij ons met de nodige mitsen en maren toch deze intentieverklaring.
(Wordt vervolgd…)