gedicht

Het gedicht als vinger & rouwgedichten op Meander Magazine

Waarom schrijft iemand poëzie?

Gaat het om uitdrukking van de allerpersoonlijkste emotie, zoals een oude en (onder ‘poëzie-leken’ nog) gangbare definitie luidt? Poëzie die alleen aan emoties appelleert, is naar mijn smaak al snel wat plat en sentimenteel. Leuk als er een mooie melodielijn onder ligt, maar de tekst van een gedicht moet op eigen benen staan.

Gaat het dan om de uiterste randen van de taal te verkennen en op te rekken? Dat is misschien weer een al te taal-technische benadering. Een gedicht lezen vraagt concentratie en creativiteit, zeker; de lezer ‘herschept’ het gedicht door het te lezen, maar daarom hoeft het geen gymnastische hersenoefening te zijn.

Ergens tussen beide benaderingen in staat die van het spelelement, de homo ludens. Leuke benadering die altijd een aandeel heeft in mijn werk. Maar ook hier ligt de nadruk wat te zwaar op het talige. Er zijn misschien dichters die het alleen of voornamelijk om het taalspel gaat. Hoewel dat aspect ook bij mij een grote rol speelt, ga je hiermee voorbij aan de vraag waarom we taal gebruiken: namelijk om iets over te brengen. Om te communiceren.

Poëzie is bij uitstek geschikt om over te brengen wat niet zo makkelijk in woorden te vatten is, wat zich onttrekt aan de alledaagse gebruikstaal ­– van de geringste observatie tot het grootste fenomeen. En dat in een geconcentreerde vorm, met zo weinig mogelijk woorden. Die op zo’n manier in het gelid zijn gezet dat ze misschien onverwachte verbanden aangaan. Elk gedicht zoekt (omzichtig of direct) woorden die reiken naar een breed gebied van indrukken, waarnemingen, gedachten en emoties waar lastig een vinger op te leggen is. Die vinger, dat is mijn gedicht.

Waarom leest iemand poëzie?
Ik kan alleen voor mezelf spreken. Om de bevrediging van een aansprekend beeld. Van een kloppend of juist verrassend ritme, een uitnodigend klankpatroon, een suggestief woordbeeld, een nieuwe gedachte. Esthetische voldoening, ontroering door de aanraking van iets dat sluimert, dat je nog niet eerder raakte in taal, niet op deze manier, met deze woorden.

Rouwgedichten op Meander Magazine

Is het toeval dat enkele In Memoria, herdenkingsgedichten ofwel elegiën van overledenen, van mij als eerste geplaatst werden op poëzieplatform Meander magazine? Ik vermoed dat het komt doordat rouw zo’n universele en invoelbare emotie is. Misschien zijn ze daardoor wat directer vatbaar dan andere verzen die ik schrijf. Ik hoop dat er in de toekomst ook plek is voor gedichten die niet direct ingegeven zijn door het verlies van een dierbare. Hoe dan ook is het fijn dat deze drie nu gepubliceerd zijn.
https://meandermagazine.nl/2025/02/jac-m-janssen/

Cosmea

Cosmea

Tegen de beelden verdoemde feiten

van alweer een nieuwe oorlog

vraagt mijn euvel oog de troost

van een bloem, de tweekleurige

wit-roze cosmea dient zich aan en

 

in haar naam draagt zij de hele

kosmos, waarom als dit al bestaat

dan ook dat – stof, puin, scherven,

rook, as, staal, sterven, bloed, stof –

sluit zij de krant buiten en in

 

 

 

JJ 9 oktober ‘23

Wormmaan (of windmaan)

Volle maan in maart wordt van oudsher ‘wormmaan’ genoemd, of ook ‘windmaan’. Zo las ik in de onvolprezen tuinscheurkalender van Paul Geerts en Romke van de Kaa. Rond die vollemaantijd komen de wormen uit de grond en het kan ook flink waaien, aldus de etymologie.

Dus liep ik op een avond onder de stralende maan met die fascinerende benamingen in mijn hoofd en al lopend vormden zich zinnetjes. Die zinnetjes schikten zich tot dit gedicht, hoe moet ik het anders noemen.

Allan noemde me al een ‘weerwolf’, waar ik me best in kan vinden. Maar het gedicht blijkt toch vooral een in memoriam.

 

Ga naar de bovenkant