Als je er eenmaal op let is er geen ontkomen meer aan: de frequentie waarmee het woord ‘creëren’ gebruikt wordt. Voetbalverslaggevers en sporters spreken al tijden van het ‘creëren van kansen’ (je mag blij zijn als dit niet als ‘kanzen’ wordt uitgesproken). Zoals dat gaat nemen eerst de managers zo’n modeterm over en vervolgens gaat de rest van het volk ermee aan de haal. De godganse dag lijkt het wel of iedereen maar weet ik wat voor moois loopt te creëren. Terwijl er minder wordt gemaakt dan ooit. Onze handen scheppen – een mooi woord waar niks mis mee is, toch? Of is het te veel door godsdienst en scheppingsverhaal geïnfecteerd? – onze handen, zei ik, scheppen minder dan ooit tevoren in de geschiedenis van de mensheid. De meesten van ons verdienen de kost met het verplaatsen van lucht of bits en data. We laten het maken steeds meer over aan kinderhanden in lagelonenlanden en aan robots.
Is er compensatiegedrag in het spel? Het woord ‘creëren’ is verwant aan creatie en creativiteit. Door daaraan te refereren, willen we misschien verbloemen hoe weinig er letterlijk nog uit onze handen komt. Hoe weinig concreets we nog scheppen. We recreëren meer dan we creëren. Intussen willen we tonen dat we nog wel degelijk creatief bezig zijn en nieuwe zaken voortbrengen.